Synagoge van Zwolle
Artikel

Een bezoek aan de synagoge - Peter van 't Riet - 2010

De synagoge van Zwolle is van 1984 tot 1989 grondig gerestaureerd en voor een groot deel in haar oorspronkelijke staat bewaard gebleven. Het bezoeken van de synagoge is daarom zeker de moeite waard. Rondleidingen voor groepen van 15 personen of groter kunnen worden aangevraagd via de website van de Stichting Judaica Zwolle.

Uit de vele dingen die over de Zwolse synagoge te vertellen zijn hebben we een aantal aspecten gekozen voor het onderstaande artikel, aspecten die men in alle orthodoxe synagogen zal aantreffen. We hebben daarbij dankbaar gebruik gemaakt van de aantekeningen, die Mevr. A. Vleesblok-de Vries gemaakt heeft ten behoeve van de rondleidingen, die zij vroeger in de synagoge hield. Aantekeningen die zij ons ter hand stelde om te kunnen gebruiken ten behoeve van toekomstige bezoekers.

De synagoge
Het woord 'synagoge' is een Grieks woord, dat "verzameling" of "vergadering" betekent. In het Hebreeuws heet de synagoge "beth ha-keneseth", ofwel "huis van samenkomst'. In het Jiddisch wordt de synagoge 'sjoel' genoemd, van het Duitse woord "Schule". Deze aanduiding wijst op de synagoge als plaats van het ' lernen', het leerhuis. In sjoel komen de Joden samen om hun gebeden uit te spreken en voor de publieke lezing van de Tora. In de sjoel houden jongens hun pet op en mannen hun hoed. Vaak draagt men een kiepa of keppeltje. Terwijl bij niet-Joden het ontbloten van het
hoofd een teken van eerbied is, is het bij de Joden juist omgekeerd. Zij moeten als het ware letterlijk voelen, dat er een hogere, goddelijke macht boven hen is.

Plattegrond van de grote synagogale ruimte in de Zwolse synagoge

Het leerhuis
Als Joden samen zijn wordt er geleerd. Men leest naar gelang van de ontwikkeling op joods gebied uit de Pentateuch (de Geschreven Tora), Tenach (de Hebreeuwse Bijbel), de commentaren van Rashi (een middeleeuwse rabbijn), of de Sjoelchan Aroech (wetscodex van Joseef Karo uit het begin van de 16e eeuw). Of men studeert uit de Misjna (de wetscodex die het hart van de Talmoed vormt) of uit de Talmoed (Misjna met commentaar). Daarnaast zijn er veel andere geschriften, waaronder commentaren op de Bijbel. Dit "lernen" gebeurt in het 'leervertrek', ofwel 'beth ha-midrasj'. Dit vertrek was vroeger dag en nacht open. Er zaten altijd mensen te lernen. Het was als het ware een
openbare leeszaal. Studie en kennis zijn in het Jodendom altijd zeer belangrijk geweest. De Jood wordt er zich zijn Jodendom door bewust, een Jodendom dat van geslacht op geslacht wordt doorgegeven. Vandaar dat het woordje 'sjoel' zo toepasselijk is voor de synagoge.

Het Hebreeuws
In de synagoge treft men op tal van plaatsen teksten aan in het Hebreeuws. Sinds oude tijden is het Hebreeuws de gebedstaal, die gebruikt wordt in de hele Diaspora (Verstrooiing). De rabbijnen hebben al heel vroeg ingezien, hoe belangrijk het handhaven van een gemeenschappelijke taal is voor de overleving van het Jodendom in een niet-joodse wereld. Vandaag is het Hebreeuws (Ivriet) weer de hoofdtaal in Israël en naast vele andere talen de algemeen gangbare spreektaal. Het Hebreeuws wordt van rechts naar links geschreven met behulp van oude Aramese schrifttekens, die alleen medeklinkers aanduiden. De klinkers moet men uit het hoofd toevoegen. In boeken treft men vaak wel extra tekentjes voor de klinkers aan, maar de teksten die men in de synagoge ziet afgebeeld hebben dat in het algemeen niet. Men treft dergelijke teksten aan op de voorgevel, boven de heilige ark, op de voorhangsels en op diverse andere plaatsen.

De aron ha-kodesj of heilige ark
Als men de eigenlijke synagoge, de zaal waar de gebedsdiensten worden gehouden, betreedt, dan ziet men om te beginnen aan de oostelijke muur een mooi geborduurd gordijn hangen, in het Hebreeuws "paroget" genoemd. Dat gordijn hangt voor een grote kast, de 'aron ha-kodesj', ofwel de heilige ark. In deze kast worden de Tora-rollen bewaard, waaruit iedere sjabbat, op de feestdagen en ook op sommige andere dagen wordt voorgelezen. Dit voorlezen noemt men "lajenen". Als de ark opengaat, kan men de Torarollen zien. Zij zijn bekleed met prachtige mantels van fluweel of zijde. Er hangt vaak een zilveren schild om en een 'jad'. Het woord 'jad' betekent "hand". Een jad is dan ook een zilveren stokje waarvan het uiteinde de vorm heeft van een handje. Het dient om bij het lajenen de tekst aan te wijzen. Op de Torarollen zijn vaak nog kronen of torens van zilver geplaatst. De Torarollen zijn zo mooi versierd, omdat de Tora het mooiste is dat de Joden hebben. Het is als het ware de grondwet van Gods koningschap over Israël en de wereld, door God aan Mozes gegeven op Sinai. Vandaar ook dat men op de mantels van de Tora-rollen vaak koninklijke symbolen ziet afgebeeld zoals kronen en leeuwen.

De sefer Tora of Torarol
De Torarol, in het Hebreeuws 'Sefer Tora' genoemd, wordt vervaardigd van perkament, dat bereid is uit de huid van ritueel geoorloofde koeien. De ongeveer 40 stukken perkament worden met speciale pezen, eveneens van ritueel geoorloofde koeien, aan elkaar genaaid tot een lange strook, die kan worden opgerold aan twee stokken. Een Torarol bevat de vi jf boeken van Mozes (Genesis t/m Deuteronomium) en wordt van rechts naar links beschreven. Dit gebeurt door speciaal daarvoor opgeleide en aangestelde personen. Ze wordt geschreven met een pen die gemaakt is van een ganzen- of kalkoenenveer. Het schrijven moet zeer zorgvuldig gebeuren, want in een Torarol mag geen enkel foutje voorkomen. Bij het eerste hoofdstuk van Genesis wordt het perkament aan de rechter stok gebonden, bij het laatste hoofdstuk van Deuteronomiun aan de linker stok. De stokken zijn aan de onderkant voorzien van handvaten, zodat de rol zonder die te beschadigen kan worden opgerold. Eerbied en zorg worden aan de behandeling en aan het opbergen besteed. Versieringen als
mantels, schilden en kronen worden door gemeenteleden of door joodse verenigingen als geschenk gegeven en de Tora wordt als een koningin in de sjoel ontvangen.

De gebedsrichting
De aron ha-kodesj of heilige ark, de kast waarin de Torarollen zijn opgeborgen, staat altijd aan de oost- of zuid-oostkant van de synagoge. Dat is de richting waarin de Joden staan bij het gebed. Het is de richting waarin Jeruzalem ligt, de plaats waar vroeger de tempel stond. Joden over de gehele wereld staan, als ze hun gebed uitspreken, met hun gezicht naar het joodse land en in het joodse land staan ze met hun gezicht naar Jeruzalem, en in Jeruzalem naar de "westelijke muur". Dit is momenteel de heiligste plaats van het joodse volk, een stuk van de westmuur van de tempel, het enige dat van de tempel is overgebleven.

Het lajenen of lezen uit de Tora
Voor de ark treft men een lessenaar aan, 'amoed' genaamd, die tijdens de dienst gebruikt door de voorzanger (chazan). In het midden van de synagoge staat verder de 'biema', een verhoging met een tafel erop. In kleine synagogen waarin voor een verhoging geen ruimte is, zoals in de wintersjoel, is een tafel voldoende. Op de biema wordt tijdens de dienst de Torarol gelegd om eruit voor te lezen. Dit lezen gebeurt in de vorm van een nogal omvangrijk ritueel, waarbij veel gemeenteleden betrokken zijn. Het eigenlijke hardop voorlezen van de Toratekst wordt echter door de 'koree' gedaan (het woord "koree" zou men kunnen vertalen met "uitroeper" of "omroeper"). Elke voorlezing wordt beëindigd door de Torarol op te heffen onder het gezamelijk uitspreken van de woorden: "Dit is de leer door Mozes aan de kinderen van Israël voorgelegd" (Deut. 4:44).

De banken
De banken in de Zwolse synagoge staan in de oude synagogale opstelling, dat wil zeggen dat zij om de biema heen geschaard zijn. Zo wordt het mogelijk zowel staande het gebed te zeggen met het gezicht in de richting van Jeruzalem (men keert zich tussen de zijbanken een kwartslag om), als zittend de Toralezing te horen en te zien. Verder is er nog een bijzondere bank links vooraan voor de Opperrabbijn en een afzonderlijke plaats voor de parnas. De parnas of gabbaj is iemand uit de gemeente, die tijdens de dienst de zogenaamde mitswot (taken of erefuncties) uitdeelt aan de aanwezigen. Zo kan men door hem de "mitswa ets chajim" toebedeeld krijgen. Men moet dan op een bepaald moment tijdens het ritueel op de biema de Tora-rol van boven aan de stokken vasthouden (ets = hout of boom, chajim = leven, ets chajim = boom des levens). Als men een mitswa volbracht heeft, gaat men naar de parnas toe, geeft hem de hand en bedankt men hem voor de mitswa. Verder is er in de grote sjoel van de Zwolse synagoge nog een speciale bank tegen de voorkant van de biema. Dat is de bank van het bestuur van de Joodse Gemeente.

Het vrouwenbalkon
Opmerkelijk in elke orthodoxe synagoge is het hek of gordijn dat de gebedsruimte afscheidt van de ruimte voor de vrouwen, vaak - zoals in de synagoge van Zwolle - gesitueerd op een balkon. Hoewel de scheiding tussen mannen en vrouwen in vele kerken nog niet eens zo lang tot het verleden behoort, geven vele niet-joodse bezoekers van de synagoge te kennen de scheiding van mannen en vrouwen tijdens de eredienst vreemd te vinden. Vaak denkt men dat deze scheiding voortkomt uit de idee van de minderwaardigheid van de vrouw. Dit is echter in het geheel niet het geval. De rol van de vrouw wordt in het Jodendom hoog gewaardeerd met name ook in godsdienstig opzicht. Wel is er sprake van een vrij strikte verdeling van taken, waarbij de godsdienstige plichten met betrekking tot de publieke eredienst vooral voor de man zijn en die met betrekking tot het huiselijk leven vooral voor de vrouw. Men moet zich daarbij realiseren dat de joodse godsdienst als het ware begint in het huisgezin. "De vrouw is het huis," luidt het in de joodse traditie. Zij is degene die het huis draagt, de sfeer erin schept en bij de huisgenoten het Jodendom bewust maakt door haar toewijding en enthousiasme. De godsdienstige opvoeding van de kinderen ligt vooral bij haar. Daarbij komt dat het huiselijk leven van orthodox levende Joden een en al godsdienst is. Men denke slechts aan de kosjere keuken. Men kan gerust stellen dat in het orthodoxe Jodendom de vrouw de spil is, waar het hele huiselijke leven om draait.

De publieke eredienst daarentegen is voornamelijk een zaak voor de man. Vrouwen mogen de eredienst wel bijwonen, maar alleen als dit niet ten koste gaat van de godsdienst in huis. Voor vele niet-Joden, die de publieke eredienst als het belangrijkste aspect van de godsdienst zien, is deze situatie moeilijk te begrijpen. Daarbij komt dat zij ook het karakter van de joodse eredienst lang niet altijd doorgronden. De eredienst in de synagoge bestaat als het ware uit twee polen. De ene is die van de liturgie, soms ernstig, soms lichtvoetig, maar altijd gedisciplineerd. De andere pool is die van de sociale ontmoeting, vaak rumoerig en gezellig aanwezig, soms wegebbend terwille van de liturgische aandacht. Terwijl de liturgie voortgaat, spreekt men elkaar, en niet alleen maar fluisterend! Vaak merkt men tijdens een synagogale dienst de spanning die er bestaat tussen de plechtigheid van de liturgie en de ongedwongenheid van de gesprekken en het heen en weer geloop. Wie de ordelijke ernst en de eerbiedige stilte in niet-joodse kerken gewend is, kan zich de sfeer van de synagogale gebedsdienst nauwelijks voorstellen. Wat men zich wellicht wel kan voorstellen, is dat de rabbijnen het, om een al te grote gezelIigheid tijdens de dienst te voorkomen, op een bepaald moment beter geacht hebben mannen en vrouwen tijdens de eredienst van elkaar gescheiden te houden. Het motief is daarbij niet geweest de vrouwen te behandelen als tweederangs wezens, maar de aandacht en concentratie van de mannen terwille van de gebedsdienst te vergroten. Overigens is in de Zwolse synagoge het vrouwenbalkon na de Tweede Wereldoorlog niet meer gebruikt. Mannen en vrouwen zitten nog steeds gescheiden, maar wel bij elkaar in dezelfde ruimte.

Tot besluit
Er zou nog veel meer te vertellen zijn over de synagoge en speciaal die van Zwolle. We moeten het terwille van de ruimte hierbij laten. Wie met een groep belangstellenden (minimaal 15 personen) een bezoek zou willen brengen aan de synagoge en een toelichting zou willen krijgen, kan kontact opnemen met de Stichting Judaica Zwolle. Op de website van deze stichting kan men een rondleiding aanvragen.

Literatuur
Gebruik werd gemaakt van o.a. het boek 'Jom Jom'  van D. Hausdorff, uitgegeven door het Nederlands-Israëlietisch Kerkgenootschap te Amsterdam. Veel informatie kan men ook vinden in: 'Joodse Riten en Symbolen' van Rabbijn S. Ph. de Vries Mzn., uitgegeven bij de Arbeiderspers te Amsterdam.

De eerste versie van dit artikel schreef ik samen met Sietske Chayon-Bosgraaf in 1988-1989 voor het Judaica-Bulletin van de Stichting Judaica Zwolle. Het verscheen in in jaargang 2 nr. 3 (januari 1989).