Synagoge van Zwolle
Artikel

Bij de vernoeming van Samuel Hirschstraat - Jaap Hagedoorn - 1989

Tegelijk met de herinwijding van de Zwolse synagoge werd op 20 september jl. ook de straat die naar de synagoge leidt - voorheen Nieuwe Markt geheten - omgedoopt en vernoemd naar Samuel Juda Hirsch, de laatste opperrabbijn van Overijssel.

Hirsch overleed na een lang ziekbed te Zwolle op 11 augustus 1941. Op 13 augustus volgde zijn begrafenis. Zoals gebruikelijk is bij een begrafenis van een opperrabbijn, droegen zijn collega's de baar van zijn woonhuis in de Bloemendalstraat naar de synagoge in de Schoutenstraat. Na zeven omgangen rond de bima (verhoging) sprak opperrabbijn S. Dasberg van Groningen de rouwwoorden. Daarna werd de baar vanuit de synagoge door de Zwolse straten vervoerd naar de begraafplaats aan de Kuyerhuislaan. Langs de route had zich een menigte Zwollenaren opgesteld, die de rouwstoet eerbiedig gadesloeg. De politie regelde het verkeer, zodat de stoet ongehinderd kon voortgaan. Hirsch' begrafenis werd zo één van de laatste demonstraties van joods leven in Nederland voor 1945. Niet lang na de dood van Hirsch werden de joodse Nederlanders geïsoleerd, samengedreven en voor het overgrote deel vermoord. Wie was Hirsch?

Samuel Juda Hirsch werd op 22 oktober 1872 geboren te Amsterdam. Hij stamde uit een orthodox-joods milieu en werd door zijn vader, die koopman was, al bij zijn geboorte voorbestemd voor een rabbinale loopbaan. Vanaf zijn negende jaar bezocht hij daarom het Nederlandsch-Israëlietisch Seminarium in de hoofdstad. Dat werd destijds geleid door dr. J.H. Dünner, die door zijn onderwijsprogramma het traditionele jodendom in Nederland een belangrijke impuls gaf. In 1900 behaalde Hirsch de hoogste titel aan het Seminarium, waardoor hij het recht verkreeg de opperrabbinale waardigheid te bekleden.

Na een zeer geslaagde spreekbeurt te Zwolle werd hij dan ook op 30 maart 1902 tot opperrabbijn van Overijssel benoemd. In zijn redevoering bij de installatieplechtigheid op 13 juli 1902 zette hij zijn ideeën uiteen. Deze zijn zeer herkenbaar beïnvloed door Dünner. Hirsch pleitte voor het herstel van het traditionele jodendom, dat door assimilatie, materialisme en afwijking van de religieuze geboden bedreigd werd. Tora en traditie dienden de basis en toetssteen van het joodse leven te zijn. Hirsch heeft zijn leven gewijd aan het verwerkelijken van zijn idealen. Soms ten koste van zichzelf probeerde hij persoonlijk de geestelijke en materiële nood van zijn medemens te lenigen. Hij beperkte zich daarbij niet tot zijn geloofsgenoten, getuige de vele maatschappelijke functies die hij eveneens bekleedde.

Zoals gezegd verzette Hirsch zich tegen de verwording van het jodendom. Dit uitte zich op verschillende manieren. Zo nam hij als interim-opperrabbijn meer dan eens de geestelijke taken in andere provincies waar om te voorkomen dat de joodse gemeenschap daar als een kudde zonder herder zou zijn. In zijn eigen provincie steunde hij het geestelijk leven door de stichting van Torastudie- en onderwijsgenootschappen. Ook was hij in de jaren dertig betrokken bij de hulp aan joodse vluchtelingen uit Duitsland. Hij zag in de verschrikkingen in Duitsland de Goddelijke hand die de mens tot inkeer wilde brengen.

Eén van de belangrijkste functies van Hirsch was echter die van voorzitter van de Nederlandse afdeling van Agoedas Jisroeil. Deze bond van wetsgetrouwe joden zette zich af tegen zionisme, materialisme en assimilatie. Het was juist in deze functie dat Hirsch bekendheid en aanzien verwierf tot ver over de landsgrenzen. Met name tegen het zionisme streed Hirsch, daarmee afwijkend van de ideeën van zijn leermeester Dünner. Hoewel Hirsch om zijn hulpvaardigheid en grote inzet geliefd was binnen en buiten de Overijsselse joodse gemeenschap, heeft zijn, ietwat gedateerde, vasthouden aan het strikt traditionele jodendom en zijn afwijzing van het zionisme zeker ook een averechtse werking gehad, waardoor sommigen van het jodendom vervreemden.

Een treffende karakterschets wordt gegeven in het gedicht van Nico Herschel van augustus 1941. Deze Zwollenaar was zionist en dus zeker geen medestander van Hirsch.

In memoriam S.J.S. Hirsch

Vanwaar zijn machtig woord weerklonk
staat nu zijn baar.
Wij schreien. Omfloerst is al wat blonk.
De slag was zwaar.

De treur heeft ons het hoofd gebukt
tot starend zwijgen.
't Was onze Meester, die ons werd ontrukt.
't Treft ons eigen.

Waar was een man, zoo streng en mild,
door plicht vervuld?
Hoe vaak heeft hij het brandend wee gestild
hem nooit verhuld?
Hij was een strijder voor het leven.
Een man der daad?
Nooit was hij moe, om gul te geven
met wijzen raad.
       
De wees, een vreemde, arm misdeelde
hij was diens broeder.
Nooit was zijn doel fortuin of weelde:
Echt was zijn broeder

Striemend sloeg hij ons in preeken
en wees den weg,
om God het oordeel af te smeeken
in schuldbesef

De Leer van God, aan 't Volk verkond,
hem was het Ideaal.
Hij leerde, waar hij zich bevond
der priesters taal.

'n Tsaddik brachten wij ten grave
in zacht geween.
Zijn leven was een dure gave.
Als hij was er slechts één.

Het is goed dat ter herinnering aan deze joodse voorman, zij het laat, nu een straat vernoemd is midden in de stad waar hij woonde, leefde en werkte. Een herinnering niet alleen aan hem, maar ook aan de eens grote joodse gemeenschap van Zwolle. En daardoor niet alleen een herinnering, maar ook een waarschuwing.

Literatuur
Jaap Hagedoorn, 'Trouwe herder van Overijssel. Samuel Juda Hirsch (1872-1941), opperrabbijn' in: Fragmenten. Joods leven in Zwolle en omgeving, J. van Gelderen ed. (Zwolle 1985) 17-19.
Het Joodsche Weekblad, 15 augustus 1941, 7.

Dit artikel werd eerder gepubliceerd in: Judaica Bulletin 3 nr. 3 - januari 1990.

Hieronder treft u enkele krantenberichten over de straatnaamwijziging aan verschenen in de regionale pers.

Bericht uit de Zwolse Courant van 21 september 1989 over de onthulling van het straatnaambord van de Samuel Hirschstraat

Bericht uit De Peperbus van 27 september 1989 over de onthulling van het straatnaambord van de Samuel Hirschstraat